Doctoraat

Tussen 2015 en 2020 voerde ik aan de Universiteit van Gent een onderzoek uit naar het leven en de instrumenten van de vioolbouwer Benoit Joseph Boussu (1703-1773). Promotor van het onderzoek was prof. dr. Francis Maes. In juni 2020 werd het doctoraat met succes verdedigd. Het proefschrift is hier te lezen.

Dit is samenvatting van het onderzoek en de resultaten:

De strijkinstrumenten van de bouwer Benoit Joseph Boussu (1703-1773) behoren tot de meest opmerkelijke voorbeelden ooit gemaakt binnen het gebied dat nu wordt omsloten door de landsgrenzen van België. Het Muziekinstrumentenmuseum (MIM) in Brussel bewaart negen instrumenten van zijn hand, waaronder een unieke viool en cello in nagenoeg onveranderde structurele toestand. Verder is een substantieel aantal violen, altviolen en cello’s momenteel in gebruik bij musici. Toch bleef Boussu’s biografie lange tijd grotendeels onbekend, ondanks de pogingen van diverse musicologen om helderheid te scheppen in zijn levensloop.

Mijn onderzoek toont aan dat Boussu werd geboren in Fourmies (Noord-Frankrijk) in 1703 uit een familie van notarissen, en dat hij dit beroep zelf ook uitoefende tot 1748. Aansluitend maakte hij een opmerkelijke ‘career switch’ tot muziekinstrumentenbouwer, en werkte als zodanig in Luik, Etterbeek, Brussel, mogelijk Leiden, en uiteindelijk Amsterdam. In zijn laatste levensjaar keerde hij terug naar zijn geboortestreek, waar hij overleed in september 1773.

Door middel van onderzoek in archieven van notarissen en lokale autoriteiten uit de streek van Avesnes-sur-Helpe werd het mogelijk om inzicht te krijgen in de sociale en economische omstandigheden van het leven van Boussu. Hij had een bescheiden notariskantoor in Avesnes, en vulde zijn inkomen aan met een nevenfunctie als procureur. Daarnaast was hij gedurende zijn gehele professionele leven, ook tijdens zijn periode als instrumentenbouwer, betrokken bij de gangbare financiële transacties van zijn tijd, zoals het verstrekken van geld aan derden en het verpachten van grond. Hiermee bracht hij zijn inkomsten verder op peil. Enkele aspecten van Boussu’s levenswandel, met name zijn initiatie in de vioolbouw, blijven ondanks het huidige onderzoek nog onopgehelderd. De opklaring van zijn opmerkelijke levensloop laat ons echter wel toe enkele heersende stereotypen rond vioolbouwers (en andere ambachtslieden) uit het verleden, waaronder die over de alom veronderstelde carrière via de ‘meester-leerling’ en gilde systemen, in een ander licht te plaatsen.

Naast het biografische luik richtte dit doctoraatsonderzoek zich op de overgebleven instrumenten van Boussu. In totaal werden tot nu toe 52 instrumenten getraceerd, onderzocht en gedocumenteerd in een nieuw opgezette database. Boussu’s ontwikkeling als bouwer werd gevolgd door het identificeren en vergelijken van bouwtechnische en stilistische kenmerken van zijn instrumenten door de tijd heen, waarbij ook state-of-the-art methoden werden gebruikt zoals digitale endoscopie en CT scannen. (Tekst gaat verder onder de foto.)

Deze intensieve organologische studie heeft geleid tot nieuwe inzichten in de instrumentenbouwpraktijken van de voormalige notaris. Waarschijnlijk bestierde hij in Brussel een klein atelier met enkele medewerkers, waarin werd gebouwd op een modulaire wijze, hetgeen een gestage en hoogwaardige productie kon garanderen. In ieder geval bleef het productieproces met één been gegrond in een lokale traditie van het werken zonder volledige mal en een in de klankkast doorlopende hals. Andere kenmerken in de bewaarde instrumenten, zoals het gebruik van hoekblokjes en specifiek gevormde interne lijmreepjes, suggereren echter het gebruik van eigen methoden in aanvulling op de traditionele lokale gewoonten, waardoor een seriematige productie mogelijk werd. Vanuit de gemaakte observaties stelde ik een hypothese op over de door Boussu gebruikte bouwwijze en werkplaatsorganisatie.

Om de voorgestelde hypothese in praktijk te testen, en tegelijk om deze te kunnen verfijnen, werden enkele replica-instrumenten gebouwd, te weten drie violen en een cello, gebaseerd op de CT scans van de in nagenoeg onveranderde staat verkerende viool en cello van Boussu uit de collectie van het Muziekinstrumentenmuseum te Brussel. Gedurende de bouw – ‘workbench research’ − werden de efficiëntie van het proces en de verkregen productspecificaties nauwlettend gecontroleerd, om te zien of de gevolgde hypothetische bouwwijze de gewenste resultaten gaf. Het bouwproces werd gedocumenteerd op video, terug te vinden op het YouTube-kanaal Boussu_Inside_Out. (Tekst gaat verder onder de video.)

Verdere validatie van de gebouwde replica’s werd bereikt door hun constructie te analyseren op basis van opnieuw CT scans, en tevens door enkele van hun belangrijke fysische en materiaalkundige eigenschappen te vergelijken met die van de originele instrumenten. Uiteindelijk zijn deze replica-instrumenten overhandigd aan professionele barokmusici, die ze gebruikten voor het uitvoeren en exploreren van Brussels trio sonate repertoire uit de tijd van Boussu (zie hiervoor verder de pagina over Project Boussu). (Tekst gaat verder onder de foto.)

Er werd een interdisciplinaire aanpak nagestreefd, met bovendien een sterke experimentele component. Deze vernieuwende onderzoeksbenadering, te benoemen als ‘experimentele organologie’, vraagt van de onderzoeker(s) zowel theoretische als praktische expertise. Zoals in het proefschrift hopelijk wordt aangetoond, fungeerden de praktijk-georiënteerde activiteiten als katalysator en verbindende factor voor de uitvoering van verschillende soorten complementair onderzoek. Beginnend met een biografische studie, maar al snel gevolgd door excursies naar radiologisch instrumentonderzoek, sociale geschiedenis van de achttiende eeuw, musicologie en historisch geïnformeerde muzikale uitvoeringspraktijk.

Ik hoop dat de holistische strategie van deze ‘case study’ kan dienen als voorbeeld en inspiratie voor het bestuderen van het leven en werk van andere instrumentenbouwers, en dan niet enkel voor de grote namen, maar ook voor de ‘mindere goden’. Zo kan de canon van de instrumentenbouwgeschiedenis worden verrijkt met diepere en meer evenwichtige vormen van kennis.